Vandaag mocht ik kennis maken met een lokale ambacht, leren weven met materialen uit de natuur.
Voor het weven gebruiken ze als basis papyrus of sterke grassen, naargelang waar ze wonen en wat ze kunnen vinden, en dan weven ze daarrond met reepjes die afkomstig zijn van grote bladeren, beetje te vergelijken met palmbladeren.
Deze bladeren laten ze een drietal dagen drogen in de zon en dan trekken ze die in reepjes.
Maar dan heb je natuurlijk maar één kleur, denk je. Neen hoor, ze zijn hier ongelooflijk inventief. Ze hebben een heel assortiment aan kleuren, en allemaal afkomstig uit de natuur.
Voor een groene kleur gebruiken ze een plant die gelijkt op onze spinazie. Voegen ze hieraan as toe, dan krijg je paars.
Voor het kleur geel, gebruiken ze een wortel die gelijkt op de geelwortel. Voeg je hieraan as toe, dan krijg je donker oranje, bijna bruin.
Wil je licht oranje, dan gebruiken ze de schors van een lokale boom.
Rood, dat hebben ze ook, daarvoor gebruiken ze de bladeren van een mooie bloemenstruik.
Telkens wordt dit mengsel opgewarmd, en worden de gedroogde reepjes hierin ondergedompeld.
Dan nog enkele uurtjes drogen in de zon, en we kunnen beginnen weven.
Rosalia dompelt de gedroogde stroken in de warme gekleurde brei.
Matchati stampt de schors fijn.
Lydia schilt de geelwortel.
Matchati, Rosalia, Merec en Jennifer tonen jullie hier trots het resultaat.
Matchati heeft hier twee mooie gekleurde mandjes vast.
En dit is het begin van mijn eerste ugandees handwerkje...
Geen opmerkingen:
Een reactie posten